zondag 28 februari 2016

Artikel 10

Art. 10
De Nederlandsch-Hanoversche grenzen vangen aan, te rekenen van de provincie Overijssel en het graafschap Bentheim, in den omtrek van het zoogenaamde Welperveen of Vleer, ter plaatse waar zich het Nederlandsch, Hanoversch en Pruisisch grondgebied, bij het punt Drieland genaamd,

Plaatsbepaling van grenspaal 1 in 1825
NL-HaNA, BuZa 1813-1870, 2.05.01, inv.nr. 3755

Driland 2014
vereenigt en waar thans een met het jaartal 1659 gemerkte grenssteen staat.


De Drielandsteen is rijksmonument


Van hier loopt de grensscheiding, in regte lijn en noordwestelijke rigting, naar eenen op de zoogenaamde marksplaats staande, met voorschreven jaartal en het Bourgondische en Bentheimsche wapen gemerkten grenssteen; vervolgens in meer noordelijke doch steeds regte strekking, op den ouden grenssteen, staande aan den noordelijken voet van den Paaschbult of Scherpenberg; van dezen verder door de nieuwe kamp van den Hanoverschen landman Verbecke, en het gemeene veld, niet verre van de Dinckel en oostelijk van dit riviertje naar den ouden in een eiken boschje staande steen, welke wel met het Bourgondische en Bentheimsche wapen, doch met geen jaartal, is voorzien.

Ofschoon de weg alhier, die naar den hof van Verbecke leidt, in deszelfs lengte gedeelte door de grenslijn wordt doorsneden, zoo zal dezelve nogtans geheel Hanoversch blijven.
Van laatstgemelden steen gaat de grens verder, in regte lijn, op een punt aan den regter-oever der Dinckel, hetwelk zeven en dertig ellen zeven palmen of tien Rijnlandsche roeden rug-of zuidwaarts van het, in tegenwoordigheid van commissarissen in de rigting der opgegeven marktegrenzen tusschen de Nederlandsche gemeente Losser en de Hanoversche gemeente Gilhuis, gegraven kruis, op den regter-oever der Dinckel valt, zoodanig dat tusschen deze twee opgegeven punten, de Dinckel, ter lengte van zeven en dertig ellen zeven palmen of tien Rijnlandsche roeden, gemeenschappelijk blijft en de dalweg, of het midden derzelve, aldaar de grensscheiding maakt.
Deze gaat dan verder, van het laatste in de verlenging der voornoemde Marktegrenzen op den regter-oever der Dinckel vallende punt, in regte lijn op een ander vastgesteld punt, bij de plaats, waar het vorig huis van den Hanoverschen bouwman Oeverink heeft gestaan, en wel op eenen afstand van twee en vijftig Nederlandsche ellen zeven palmen of veertien rijnlandsche roeden van het middelpunt van den tegenwoordigen steenen put of bron des gezegden bouwmans, rug- of westwaarts naar de Dinckel heen.
Van hier loopt de grens verder in regte lijn naar eenen met het jaartal 1659 en het Bourgondische kruis en Bentheimsche wapen gemerkten grenssteen, welke op eene hoogte staat, waar voorheen de Twentsche galg heeft gestaan en verder in regte lijn tot op negen nederl. palmen of drie voeten rijnl. westelijk van den nog voorhanden paal der voormalige Bentheimsche galg; van hier in regte lijn door de heide op eenen ouden grenssteen, gemerkt als de vorigen en aan den westelijk uitspringenden hoek der ouden kamp van Mersman staande. Wijders regt door de heide en de landen van den Hanoverschen inwoner Kock op eenen aan beide zijden met het Bentheimsche wapen voorzienen grenssteen, westelijk aan den Bentheimschen Landweer staande, welke Landweer Hanoversch territoir blijft;
"aan beide zijden met het Bentheimse wapen voorzienen grenssteen"
De steen, nu nr. 20, is recent een vijftal meters naar het noordoosten verplaats om verdere aanrijdingsschade te voorkomen. De steen is rijksmonument en volgens het monumentenregister 14e eeuws

vervolgens westelijk langs deze Landweer, tot daar, waar dezelve op den zuidelijken hoek van de zoogenaamde Veenkamp stoot, alsdan om de oostzijde van den wal dezer kamp heen; vervolgens weder westelijk langs de Landweer tot aan den westelijken hoek van Holthermskamp; van daar langs de westzijde der sloot van de maten der Hanoversche ingezetenen Holtherms, Piepers en Egbert, tot aan den grenssteen, welke aan den westelijken hoek van voornoemde Egbertsmate staat en met het Bourgondische en Bentheimsche wapen, zonder jaartal, is voorzien.
Van dezen steen gaat de grens in regte lijn op dien bij de zoogenaamde Zonnentelge, een oude eikenboom, die op Hanoversch grondgebied staat, zijnde deze steen aan de eene zijde met het woord Twenthe en aan de andere met het Bentheimsche wapen voorzien. Vervolgens door het Heideveld, regt op eenen steen, het onderst boven op eenen kleinen heuvel of zoogenaamd Bergske staande, van waar de grenslijn in eenen regten hoek oostelijk naar het Hanoversch grondgebied, elf Nederlandsche ellen en drie palmen of drie roeden rijnlandsch inspringt, namelijk tot op het midden van den dadelijk aan den voet en ten oosten van dit bergsken beginnende zoogenoemden Rammelhaarweg, welke gemeenschappelijk en tien Nederlandsche ellen of twee- en dertig voeten rijnlandsch breed zal zijn, en voorts aan beide zijden met steenen zal worden afgezet. Van den op dezen afstand te plaatsen steen, loopt de grensscheiding in regte lijn door het midden van den genoemden gemeenschappelijken weg, op eenen piketpaal, geslagen aan de linker- of noordzijde van den ingang der kamp van den Hanoverschen bouwman Schwartzkamp, tegen over deszelfs woning, opzeven-en-dertig Nederlandsche ellen zeven palmen of tien roeden rijnlandsch, westelijk van den hoek der kamp, van waar aan den weg eene zoodanige rigting zal worden gegeven, dat het midden van denzelven op zestien Nederlandsche ellen negen palmen of vier en eene halve roede rijnlandsch, van den zuidwestelijken hoek der kamp van den Hanoverschen landman Hagelskamp, westelijk komt te vallen. Hier van daan rigt zich dezelve verder op het middenpunt, tusschen den zuidoostelijken hoek van den op Nederlandsch territoir gelegen zoogenaamde Vosskamp en de scheiding tusschen de Hanoversche bouwlieden Hagelskamp en Kalters of Rademakerskamp, welk middenpunt omtrent zestien Nederlandsche ellen negen palmen of vier en een halve roede Rijnlandsch, van den genoemden zuidoostelijken hoek van Vosskamp gelegen is. Van dit punt zal de middenlijn des wegs op de thans aanwezige westelijke sloot van Kalters of Rademakerskamp, en wel op eenen afstand van honderd dertien Nederlandsche ellen of dertig Rijnlandsche roeden van den uitspringenden noordwestelijken hoek der laatstgenoemde kamp rug- of zuidwaarts afgemeten, getrokken en de gezegde middellijn van dit punt verder zoodanig gedirigeerd worden, dat dezelve in noordelijke en regte rigting op vier en negentig Nederlandsche ellen twee palmen of vijf en twintig Rijnlandsche roeden afstand van den oostelijk van den slagboom voor Kalterskamp ingeslagen piquetpaal in het alignement valt van het overige gedeelte van den bepaalden Rammelhaarweg en zich dan daarmede vereenigt.
Door deze bepaling zal alsdan, na aftrek der breedte van den halven weg, van den noordwestelijken hoek van Kalters of Rademakerskamp, ten hoogste een driehoek worden afgesneden, welke negen Nederlandsche ellen vier palmen of twee en een halve Rijnlandsche roeden hoogte en honderd dertien ellen of dertig Rijnlandsche roeden tot basis heeft en aan Nederlandsch gebied zal behooren, zullende deze rigting overigens, bij het stellen der grenssteenen, nader worden aangewezen.
Het vorengenoemde alignement of middellijn van den weg zal worden aangewezen door den op vier en negentig Nederlandsche ellen twee palmen of vijf en twintig Rijnlandsche roeden noordwaarts van den slagboom voor Kalters of Rademakers kamp ingeslagen piquetpaal en het op zeven Nederlandsche ellen vijf palmen, of twee roeden Rijnlandsch westelijk van den zuidelijken hoek der kamp van den Hanoverschen bouwman Schutte of Schutman aangenomen punt, en valt vervolgens in den reeds bestaanden weg voor Schutmanskamp, zullende deze laatste weg insgelijks van daar af tot aan den steen n°. 11 in den wal van de aan den Hanoverschen landbouwer Rammelkamp toebehoorende Twenter kamp aan de Rammelbeek, in regte lijn gelegd worden, zoodanig, dat deszelfs middellijn tot daartoe de grens uitmaakt.

Artikel 11

Geen opmerkingen:

Een reactie posten