zaterdag 16 mei 2015

Verklaring van 1836

VERKLARING

Naardien de uitvoering der bepalingen vervat in art. 5 van het grenstractaat, den 2den Julij 1824, tusschen de Koningrijken der Nederlanden en van Hanover gesloten, nu en dan zwarigheden heeft ondervonden, en de strenge navolging, dier bepalingen zelfs in eenige gevallen eene groote hardigheid voor de grensbewoners zoude naar zich slepen, zoo zijn de wederzijdsche Regeringen overeengekomen hierin eenige wijzigingen daar te stellen en tot dat einde het volgende te verklaren:
  • Het in art. 5 van het voorschreven grenstractaat vervatte verbod, om in de toekomst, nader bij de grenslijn dan op een afstand van drie honderd zes en zeventig Nederlandsche ellen en zeven palmen of honderd Rijnlandsche roeden, particuliere gebouwen op te rigten, wordt in het algemeen in stand gehouden, en vindt meer bepaald dáár deszelfs geheele strenge toepassing, waar zich op eenen afstand van 100 Rijnlandsche roeden van de grenzen, nog geene neerzettingen bevinden.
  • Hetzelfde geldt ten aanzien van de oprigting tegen het verbod, van nieuwe woonhuizen (huizen met eenen haard), ook dáár, waar bereids neerzettingen aangetroffen worden.
  • Daarentegen wordt aan de wederzijdsche grensbewoners toegestaan hunne woningen te vergrooten aan de van de grenzen afgelegene zijde, edoch zonder het aanleggen van eenen nieuwen haard, terwijl ook aan de zoodanige colonisten, die binnen de 100 roeden van de grenzen geene landerijen bezitten, (of die alleen in den omtrek van 100 roeden van de grenzen landerijen bezitten), de oprigting wordt vergund van nieuwe gebouwen zonder haard voor, derzelver bedrijf.
Deze verklaring zal in het oorspronkelijke uitgewisseld en bij het grenstractaat worden opgelegd.
's Gravenhage, den 23sten Augustus 1836.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
van Z. M. den Koning der Nederlanden,
VERSTOLK VAN SOELEN.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten